Het onderstaande artikel kwam tot stand na de heisa over de modernisering van de Pandur MLU aangekaart door Kamerlid Wouter De Vriendt. Het was gepast om eens een poging te ondernemen een artikel te schrijven dat beknopt de geschiedenis van de Pandur in Belgische dienst schetste en tegelijk ook de totstandkoming van de Pandur RECCE verduidelijkt. De Pandur RECCE is uiteindelijk het ongewenste kind van het Recce 2001 debacle, het project ter vervanging van de CVR-T.
Een beknopte geschiedenis van de Pandur in Belgische dienst.
Uit gesprekken met diverse militairen in het verleden en gelet op de geschiedenis van de Pandur in Belgische dienst durf ik te stellen dat de Pandur I sinds enige tijd een ongewenst kind is. Het is een voertuig dat aangekocht werd in het zog van de tragedie in Rwanda 1994. Het is een eerste echte ervaring voor Defensie inzake de medianisering, die volledig zou worden uitgerold onder de regeringen Verhofstadt I en II onder voogdij van Minister Flahaut. Naar mate de afbraak van Defensie vorderde werd de Pandur gerecycleerd voor ander gebruik. Na het debacle van de vervanging van de CVR-T (volgt hierna) werd de Pandur omgevormd tot Pandur RECCE ISTAR. De Pandur is sinds 1997 in dienst en zou in dienst moeten blijven tot 2030. De onderstaande geschiedenis is iets minder beknopt dat deze weergegeven door Generaal Devogelaere in de Kamercommissie Landsverdediging van 18 december 2019 (pdf) naar aanleiding van vragen van Kamerlid De Vriendt over de MLU update.
De Steyr Puchs 6×6 Pandur-voertuigen werden gekocht naar aanleiding van een aanbesteding uitgeschreven in 1995 ten gevolge van lessen getrokken uit de genocide in Rwanda (1994). Op 12 februari 1997 besliste de toenmalige regering om 54 Pandur-voertuigen aan te kopen ten behoeve van de brigade Para-Commando. 37 van de 54 Pandurs gingen in reserve worden gehouden, terwijl de overige in dotatie zouden gaan.
De aankoop bestond uit 41 transportvarianten, 5 commando, 4 onderhoudsvoertuigen en 4 ambulances. Senator Stef Goris bestempelde de aankoopprocedure onder Defensieminister Poncelet (CdH) toen al als ‘…nogal duister.’ (1-126, vergadering 7 Juli 1997 Senaat). De Steyr Pandur moest het toen opnemen tegen de Mowag Piranha die nog in ontwikkeling was; groter was maar wel goedkoper. Senator Goris verwees toen naar een gelijkaardige aanbesteding in Nederland waar de shortlist anders bleek. De Pandur-voertuigen werden omgevormd tot verkenningsvoertuigen (ISTAR) als onderdeel van het PIDV (investeringsplan Defensie 2000-2015).
Ten gevolge van de beslissing vanwege Minister Flahaut (Ministerraad, juli 2005) werd de Pandur I 6×6 omgevormd tot verkenningsvoertuig; de Pandur RECCE.
De Pandur kwam nog een paar keer in het nieuws omwille van ongevallen. In Libanon kwamen drie Belgische militairen om en geraakte één militair verwond op 7 maart 2007 toen hun Pandur-voertuig in een ravijn stortte na het falen van het remsysteem. Bleek dat de remmen van 9 Pandur-voertuigen ‘zo goed als weggesleten’ waren en niet uitgerust was met een verklikkersysteem. Op 21 januari 2009 vond opnieuw een ongeluk plaats waarbij 3 Belgische militairen verwond werden. Uit een parlementaire vraag van kamerlid Geert Versnick (Nr 65, DO2008200909307) leren we dat Steyr de nodige certificaten en bewijsstukken geleverd had dat de homologatie en de stabiliteit van de Pandur I niet in het gedrang kwam door de RECCE-conversie. Sindsdien dienen Pandur-bestuurders minstens 500km af te leggen in alle terreinomstandigheden als onderdeel van de opleiding.
Onder voogdij van Minister De Crem werd op 18 oktober 2012 beslist om passieve beschermingskits te kopen voor de Pandur, gegund aan RUAG (SidePRO-KE/IED en MinePRO).
Onder voogdij van Minister Loones werden de aanbestedingen opgestart ter vervanging van de krachtgroep en integratie van een remote controlled weapon station; alsook het waarnemings- en verkenningsplatform van de Pandur RECCE. Deze moderniseringen worden opgevat als een Mid-Life Update (MLU) maar is eerder een SLEP/ELU (Service Life Extension Program/End Life Upgrade) zodoende dat de Pandur Recce tot 2030 in dienst kan blijven. Tegen 2030 zou er een opportuniteit bestaan om in samenspraak met omliggende partnerlanden een nieuw verkenningsvoertuig ISTAR aan te kopen, kwestie van schaalvergroting/kostendeling/samenwerking. De realiteit is dat op dit moment een aantal technologische veranderingen lopende zijn of op til zijn die het ISTAR-gebeuren zullen verder revolutioneren. De huidige opties zijn nogal beperkt en kunnen binnen 10 jaar al achterhaald zijn.
Het is ten gevolge van het uitblijven van een beslissing tot aanbesteding van een gespecialiseerd verkenningsvoertuig (RECCE 2000/2001) dat de Pandur RECCE bestaat. De decennia aan besparingen en de noodzaak tot overbrugging tot 2030 alsook de gevaarevolutie op het slagveld dwingt Defensie om de PANDUR RECCE te moderniseren. Tegen 2030 is dit voertuig 33 jaar in dienst bij Defensie, dat is 3 tot 8 jaar langer dan een gezonde life cycle voor een mediaan gevechtsvoertuig maar langer dan de dienstperiode van de Iveco LMV en de Piranha IIIC AIV gekocht onder Flahaut.
Het is duidelijk naar aanleiding van de parlementaire vragen van Kamerlid De Vriendt (18 december 2019) dat de modernisering van de Pandur RECCE niet van een leien dakje loopt. Kamerlid De Vriendt maakt melding dat in 2011 de operationaliteit van de Pandur RECCE al in vraag werd gesteld. De upgrade bestaat uit een investering van 8 miljoen € voor betere ballistische bescherming; een volledige modernisering van de motorisatie en transmissie ten bedrage van 15 miljoen €; 7 miljoen € voor de integratie van een RCWS; 1 miljoen € voor RPG-netten. Daags voor de zitting van de Kamercommissie werd de Pandur RECCE MLU als ‘onbruikbaar’ bestempeld met als pitchline dat de bemanning voortaan kleiner moet zijn dan 1m70. Het is niet ongebruikelijk dat er restricties zijn inzake de afmetingen van bemanningsleden. Er werd door Defensie ook verklaard dat er productiefouten zijn gebeurd bij de oplevering van de eerste voertuigen en dat deze op kosten van de leverancier zal moeten worden rechtgezet.
De calvarietocht ter vervanging van de CVR-T.
Ik herinner mij nog een nieuwsreportage waarin geklaagd werd over de CVR-T rupsvoertuigen die in dienst waren bij Defensie. De voertuigen waren tot op de draad versleten en als verkenningsvoertuig hoorde je ze al minutenlang op voorhand aanstormen voordat je ze zag. Wat hieronder volgt is een reconstructie van de calvarietocht van de CVR-T aan de hand van persberichten en parlementaire stukken.

De CVR-T Scimitar
De federale regering gaf in Maart 1999 toestemming om een aanbesteding te lanceren om 169 verkenningsvoertuigen aan te kopen om de CVR-T’s te vervangen als verkenningsvoertuig. In de parlementaire stukken over het PIDV (15 okt 2002, 2076/001) kunnen we vaststellen dat er een aanbesteding lopende was voor specifieke verkenningsvoertuigen onder de noemer ‘recce 2001’. De samenvattende geschiedenis van dit project kunnen we deels reconstrueren door de parlementaire vraag vanwege Kamerlid Robert Denis (21 Jan 2003, COMM DEF).
Het Britse defensiebedrijf ALVIS kondigde in Juli 2002 aan dat hun SCARAB voertuig gekozen werd. Het kamerlid vestigde Minister van Defensie Flahaut erop dat hij in antwoord op parlementaire vragen meedeelde dat hij budget voorzag voor de aankoop van 139 verkenningsvoertuigen (Juni 2002).
Minister Flahaut geeft in zijn antwoord te kennen dat er een project ‘riki 2000’ en nadien een project ‘riki 2001’ was. Het gaat hier om Recce 2000 en Recce 2001; de benaming riki komt door de fonetische overname van de opsteller van het verslag. De Minister stelt in zijn antwoord dat de betrokken bedrijven zich beter zouden onthouden van voorbarige uitspraken. We leren uit antwoord van Minister Flahaut dat één bedrijf kloeg over procedurefouten bij de aanbesteding. Een onderzoek hieromtrent was lopende.
Het persbericht van Alvis Plc gepubliceerd in ‘defense-aerospace.com’ geeft weer dat in het kader van RECCE 2001 de shortlist bestond uit de Alvis Plc SCARAB; de KMW Fennek en de ‘ACMAT’. De aanbesteding bestond uit 121 voertuigen met een optionele schijf van 18. We leren voorts dat de RECCE 2001 een gewicht had van 10.800KG. De bepantsering lijkt overeen te komen met level 1a STANAG 4569 met een frontale aanvullende bepantsering naar level 2a en mogelijkheid tot aanvullende blast bescherming dankzij bepantsering van het Zuid-Afrikaanse Mechem.

“The Reconnaissance Mission Suite has been developed in partnership with SAGEM in France and is optimized for the Belgian requirement whilst retaining the flexibility to be re-configured for other customers. The system is built around a Helio SWARM turret, mounting a 12.7mm machine gun together with co-axially mounted Sagem Iris thermal imaging camera, which provides detection, identification and recognition ranges of 8000m, 4000m and 2000m respectively. An Avimo eyesafe laser range finder and Radamec colour daylight camera are also fitted. A bank of smoke & fragmentation grenade launchers are fitted at the base of the SWARM turret.
The sighting systems are linked to a SAGEM Tactis battlefield management system and SAGEM Sigma navigation system plus GPS inside the vehicle. The whole mission suite is operated and controlled under armour by either the turret operator or the vehicle commander, or both working together. The system enables targets to be identified and located at range on the battlefield. Target information is then fed into the battlefield management system and transferred up the command chain via a secure communications link. The specification, development and integration onto the vehicle of the mission suite have been managed totally by Alvis.”.
De Alvis plc SCARAB heeft ook deelgenomen aan het Britse FCLV project dat uiteindelijk aan de Iveco LMV werd gegund via een tussenstop. Het FCLV werd opnieuw gelanceerd en uiteindelijk de LMV gekozen.
In antwoord op een vraag van Senator Antoine Kelchtermans (feb 2002, nr 1916) leren we dat het aanbestedingsdossier Recce 2001 niet gegund werd.
Kamerlid Martial Lahaye stelde op 8 mei 2002 een schriftelijke vraag over dit dossier. We leren hieruit dat er gewag werd gemaakt van procedurefouten waarna de Minister de Directeur-generaal van DGMR de opdracht gaf nieuwe richtlijnen uit te schrijven en een deontologische code op te stellen.
Uit de parlementaire vragen van Kamerlid Luc Sevenhans (nr 7840, deel 1, deel 2 pdf) van juli 2002 leren we dat de uiteindelijke shortlist van RECCE 2001 bestond uit de Alvis SCARAB en de KMW Fennek. Het is door deze parlementaire vraag dat we meer te weten komen over het geschil dat is ontstaan. Er zou namelijk een document zijn overhandigd aan één van de deelnemers, hetgeen problematisch zou zijn geweest (concurrentiepositie). Het Kamerlid maakt gewag dat het document op zich géén invloed had op de ingediende offertes. De Minister antwoordde dat het dossier juridisch wordt nader bekeken.

Op 3 december 2002 stelde Kamerlid Luc Sevenhans aan Minister Flahaut opvolgingsvragen mbt RECCE 2001. Er zijn twee verslagen voor die dag. In het eerste wordt ondermeer gewag gemaakt van een beslissing tot niet-gunning na advies van 2 advocaten en 2 specialisten. In de tweede bevestigde de Minister dat hij adviezen heeft ontvangen en hij wacht op een finaal advies vanwege zijn administratie om tot een beslissing te komen. Interessant gegeven is dat het Kamerlid meedeelt dat volgens zijn gegevens er groen licht is gegeven door de administratie waarop Minister Flahaut meedeelt dat er omwille van de vele lekken die de ‘concurrentie benadelen’ er valstrikken werden geplaatst ten einde het lek te identificeren.
Op 21 januari 2003 volgt Kamerlid Robert Denis het dossier op met de vraag waarom er eigenlijk getalmd wordt met de beslissing. Minister Flahaut geeft te kennen dat hij bereidwillig is de toewijzing te ondertekenen. Hierna verdwijnt het dossier blijkbaar van de radar in de Kamer. De zoekmachine van de Kamer staat mij niet toe om verdere gegevens terug te vinden over het verdere verloop van het project RECCE 2001.
Op de Ministerraad van 20 juli 2004 werd bekendgemaakt dat Minister Flahaut opdracht gaf voor een overheidsopdracht betreffende de aankoop en integratie op PANDUR van 45 waarnemingsplatformen met Battlefield Management System.
In Februari 2005 kloeg VOKA dat Wallonië kon rekenen op 85 à 95 % van de economische compensaties bij de aankoop van nieuwe elektronica voor de PANDUR RECCE. Inspectie van Financiën gaf toen een negatief advies. 4 à 14% ging naar het Vlaams gewest; 0 tot 2% naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Toch werd in de zomer van 2005 het contract gegund.
Deze opdracht werd gegund volgens de verklaring van de Ministerraad van 20 Juli 2005: “Waarnemingsplatformen op PANDUR Sinds geruime tijd werd ook uitgekeken naar een modernisering van de uitrusting van onze verkenningseenheden. Vandaag werd beslist om 45 bestaande gepantserde voertuigen PANDUR (aangekocht in 1996) te laten voorzien van waarnemingsplatformen met hoogtechnologische sensoren en een Battlefield Management System (BMS). De oorspronkelijke producent van de voertuigen (STEYR (Oostenrijk)) zal hiervoor samenwerken met de firma Thales (Franse groep met vestigingen in België) en een reeks Belgische bedrijven. Het gaat om een contract van om en bij de 25 miljoen euro. ”. Zo ontstond de PANDUR RECCE tegelijk met de lancering van het ISTAR-concept bij Defensie in de schoot van het Bn 1e Jagers te Paard.

Tijdens het zittingsjaar 2005-2006 (parlementair document nr 3-1592/1) diende Senator Wim Verreycken een voorstel in tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie naar legeraankopen en de economische compensaties. Het project RECEC 2001 wordt hierin als voorbeeld aangeheven. Senator Verreycken gaf te kennen dat het dossier volgens advocatenkantoor Stibbe gegund kon worden aan Alvis Plc maar dat Minister Flahaut het dossier weigerde te gunnen. Daarin wordt gewag gemaakt dat na het hopeloos blokkeren van het RECCE 2001 dossier de AIV werd aangekocht; ondanks negatieve adviezen van Inspectie van Financiën. Alvis zou een dossier ingediend hebben bij Raad van State, maar ik heb daar géén arresten van teruggevonden. Aanvullende documentatie vanwege Inspectie van Financiën vond ik evenmin online terug.
Er werd nooit een parlementaire onderzoekscommissie gestart. Het aankoopbeleid van Minister André Flahaut is doorheen zijn hele carrière als Minister van Landsverdediging zwaar onder vuur genomen geweest. Géén nieuwe fregatten maar tweedehands M-klasse fregatten met extra kosten aan. De A-400M werd als te groot en kostelijk aanzien (tot op heden nog steeds niet geleverd en al te kennen gegeven dat ze te groot zijn). De NH-90 blijkt nogal operationeel duur te zijn in vergelijking met alternatieve kandidaten. De Piranha IIIC aankoop kwam uitermate zwaar onder vuur door de beslissing om deze uit te rusten met een 90mm CMI boordgeschut…. Enzovoort.
Een alternatieve beleidsgeschiedenis.
Het volgende stuk is eerder een ‘what if’ verhaal. Wat als Minister Flahaut besloten had RECCE 2001 alsnog te gunnen. Dan had België allicht een specifiek verkenningsvoertuig gehad geleverd door Alvis plc, de SCARAB. De Scarab is nooit kunnen doorbreken en heeft aanzienlijk wat gelijkenissen met de KMW FENNEK, maar ook duidelijke verschillen.
Generaal Thys maakte op twitter gewag dat er mogelijk gekozen zou zijn voor de KMW Fennek en aldus samenwerking zou ontstaan zijn met Nederland en Duitsland. De vraag is dan in hoeverre de ARTEC Boxer MRAV de AIV competitie niet zou hebben gewonnen; een uitermate capabel voertuig dat nu op de defensiemarkt aan het doorbreken is. Dan zou er allicht géén sprake zijn van het project CaMo ter vervanging van de AIV en de MPPV; noch van de diepgaande strategische samenwerking met Frankrijk, dat aanvaard werd zonder enige noemenswaardig parlementair debat.
Mogelijks had de Alvis SCARAB ook de Iltis jeep vervangen in Belgische dienst gelet op de uiteindelijke Britse aanbesteding in het kader van FCLV. De Britten kozen net zoals in België de geplaagde Iveco LMV – ja, die met de scheurtjes in het chassis en waar het binnenin regende – waarvan de vervangende aanbesteding lopende is (na 14 jaar dienst).
De Pandur I had Defensie allicht kunnen recycleren voor de SFG, heden het SOR. De Verenigde Staten van Amerika maken gebruik van Pandur I 6×6 voertuigen voor hun special forces. Alternatief hadden de Pandurs overgedragen kunnen worden aan de COR (Compagnie Operationele Reserve) van Defensie.

Mogelijke politieke conclusies?
Het behoort tot de parlementaire controletaak van Kamerlid Wouter De Vriendt om situaties aan te kaarten die hij noodzakelijk acht. Desgevallend kaartte hij aan dat de modernisering van de Pandur Recce een ‘fiasco’ is; iets vroegtijdig gelet dat de vastgestelde problemen niet de definitief opgeleverde voertuigen betrof. Hij verwees bij zijn tussenkomst gretig naar de rol van toenmalig Minister Vandeput, terwijl de beslissing om de aanbestedingsprocedure aan te vatten onder Minister Loones plaatsvond en de beslissing tot gunning nadien volgde onder Minister Reynders.
De vraag is welke zijn de beleidsalternatieven? Wat schuif Kamerlid De Vriendt naar voor? Als ik het integrale verslag van de Kamercommissie lees, niets. Beleidsmatig is het enige mogelijke alternatief het ombouwen van een aantal KMW Dingo 2 MPPV’s naar ISTAR platform, wat theoretisch mogelijk is en ook geld vereist naast een operationele reconversie. Allicht zal er een VBMR Griffon ISTAR tot stand komen. Persoonlijk zou ik meer een platform als de Jaguar genegen zijn kwestie van commonality; maar die kunnen niet tijdig geleverd worden. Zover ik weet heb zijn er géén surplus Fennek-voertuigen beschikbaar voor de ISTAR-rol, en ook die vereisen een upgrade.
Als ik de parlementaire geschiedenis van het hele dossier bekijk dan moeten ik opmerken dat de parlementaire controle toch niet echt als efficiënt kan worden bestempeld. Er is nooit doortastend opgetreden. De volle parlementaire bevoegdheid lijkt niet te zijn gehanteerd of de Ministers stonden te sterk ten aanzien van de parlementaire controle. Er is een specifieke Kamercommissie Legeraankopen maar blijkbaar heeft deze weinig impact. De meest indringende vragen werden gesteld door een Kamerlid van Vlaams Blok/ Vlaams Belang; het voorstel voor een parlementaire onderzoekscommissie kwam vanuit Vlaams Blok/ Vlaams Belang. Ongetwijfeld zal het cordon sanitaire hier in de weg gestaan hebben van toch wel noodzakelijk parlementair werk.
Allicht heeft dit ook te maken met particratie maar ook met het gegeven dat Ministers zoveel mogelijk problemen intern trachten te houden. Defensie is die houding ook inherent genegen; maar er is steeds meer openheid allicht door de kritieke situatie waarin Defensie zich bevindt.
Ik durf ook te stellen dat het wel eens te maken kan hebben met de parlementsleden zelf. Defensie is nog steeds het kneusje van de beleidsdomeinen en vergt een uitermate specialisatie in samenspraak met een all-round capaciteit. Het vergt een langdurige aparte inwerking, die enkel kan opgevangen worden door gespecialiseerd personeel of door een uiterst gedreven parlementslid. Niemand is perfect.
In het licht van de huidige regeringsvormingscrisis kunnen we opmerken dat opnieuw Minister André Flahaut destijds een prominente en dubieuze rol heeft gespeeld, terwijl hij zich opnieuw tracht te profileren als mogelijke kandidaat Minister Defensie in een volgende federale coalitie. Indien in het kader van Recce 2001 een andere keuze was gemaakt dan zou er nooit een Pandur I Recce bestaan hebben; mogelijk een aantal ongelukken vermeden kunnen worden en zou er nu géén Pandur Recce MLU noodzakelijk zijn mochten we gekozen hebben voor de KMW Fennek. Bij een keuze voor de Alvis SCARAB is het onduidelijk; maar allicht was het platform bruikbaar.
David Vandenberghe
Gewezen parlementair medewerker fractie-LDD, Defensie aangelegenheden.
Comments are closed, but trackbacks and pingbacks are open.