STARen in het niemandsland

Dit artikel is het vervolg op ‘HalSTARrig achterhaald‘. Zoals konijnen die staren naar een lichtbak lijkt de Belgische politiek verstart. We blijven rustig voortkuieren op het STAR-plan, zonder enig gevoel van dringendheid noch echte noodzaak tot ommezwaai in het Defensiebeleid (zoals bij alle overige buurlanden). Meer nog, het lijkt er heel sterk op dat de Belgische politiek ervoor kiest om de storm te laten voorbij waaien in de hoop dat nadien géén extra kosten of investeringen nodig zijn. Uiteraard zullen ze verklaren dat ze ‘meer investeren’ verwijzend naar het (achterhaalde) STAR-plan. De Belgische politiek staart in het niemandsland omdat er kennelijk niemand is die met enige vorm van leiderschap eenduidig een marsrichting kan wijzen waar het defensiebeleid dan wel naartoe moet.

De nadruk van het vorige artikel was gericht op de achterhaaldheid van het STAR-plan door de recente gebeurtenissen in de oorlog tussen Oekraïne en Rusland. Dat conflict was een meer dan waarschijnlijke escalatie gelet op de gebeurtenissen sinds de Maidan-revolutie en de annexatie van de Krim alsook de gevechten in Donbass & Luhansk. In concluante lijkt het mij overduidelijk dat Defensie terug moet omzwaaien naar een traditionele (‘symmetrische’) meer ‘conventionele’ oorlogsvoering. De nadruk moet meer liggen op ‘hard defense’ gericht tegenover ‘peer enemies’ en landen zoals Rusland. We mogen ons niet in slaap laten wiegen door de gedachte dat Rusland maar een papieren tijger was. We spreken hier over beleid op langere termijn, en Rusland zal azen op revanchisme en doortastender herbewapenen.

Het staat in de sterren geschreven dat ooit een grootschalig conflict zal losbarsten in Azië. De vraag is in hoeverre Europa betrokken zal geraken en wat onze rol hierin zal zijn. Azië is een ‘ver van ons bed show’ maar het gaat wel een economische impact hebben. We moeten erop toezien dat de vrijheid van navigatie niet dermate verstoord wordt dat onze economie ontwricht wordt. Het is daarom noodzakelijk dat we meer economisch diversifiëren, productie terughalen naar Europa maar ook meer spreiden in de wereld. Latijns-Amerika, Afrika en/of andere Aziatische landen.

De hernieuwing van de nadruk op ‘conventionele oorlogsscenario’s’ betekent niet dat we de Peace Support Operations (PSO) moeten verloochenen. In mijn ogen is het tijdperk van de PSO’s wel grotendeels voorbij. PSO’s vreten heel wat militaire middelen op en leveren uiteindelijk weinig op. Er is een permanente aanwezigheid nodig in de Balkan, Somalië is nog steeds een puinhoop. Afghanistan is zowat het voorbeeld: een intern conflict moet beslecht worden door een duidelijke winnaar met een duidelijk politiek draagvlak; niet door externe macht maar door inheemse/nationale macht. Na de val van Kaboel stuikte het regime in dat het Westen en de VN overeind hebben gehouden. Kennelijk géén draagvlak noch in staat zichzelf in stand te houden. Het goede nieuws uit Afghanistan is het NRF. Hopelijk kunnen ze winnen met nationale glans en trots.

Uiteindelijk als je Art.5 opgeleid bent dan kan je ook PSO mits de juiste (aangepaste) uitrusting. De specifieke kennis en skills opgedaan in PSO-missies mag niet verloren gaan, maar ook niet ten koste van de core capabilities: soevereine landsverdediging en Art.5.

Waarom Staren in het niemandsland?

De veiligheidsomgeving van het STAR-plan houdt niet echt rekening met conventionele bedreigingen, maar wel met een plethora aan nieuwe ontwikkelingen (betwiste veiligheidsruimte). Terwijl Rusland Oekraïne al was binnengevallen valt te lezen dat Rusland gaat destabiliseren via hybride technieken. Het herbevestigt nogmaals dat het STAR-plan al achterhaald is in haar premisse alsook in de vertolking in militaire capaciteit voor Defensie. Het goede nieuws is dat de oorlog in Oekraïne meteen (pijnlijk) verduidelijkt welke capaciteiten opnieuw moeten uitgebouwd worden en waar de hekele militaire pijnpunten zijn in Europa. De lijst van capability gaps is alleen maar gegroeid. De Europese capacitaire leemtes zijn niet van louter strategische aard maar ook van tactische aard.

Er zijn voor mij twee sleutelelementen in dit artikel: de strategische samenwerking met Frankrijk (CaMo) en de eerste ‘capacitaire lessen’.

‘Europese samenwerking, CaMo-gewijs’

Het STAR-plan staat bol van meer Europese samenwerking, streven naar identiek materieel en configuraties. “Vanuit een capacitair perspectief is het dus van belang om schaalvergroting na te streven voor zowel de defensiecapaciteiten zelf, als voor de ondersteuning ervan. Wat op zijn beurt enkel kan gebeuren via een doorgereven integratie met de militaire capaciteiten van strategische partnerlanden en dit met het oog op een grotere interoperabiliteit tussen de Europese legers, om zo bij te dragen aan de versterking van de Europese Defensie.” (p. 36, pdf).

De vertaling van het bovenstaande citaat binnen Defensie bestond al binnen de marine en de lucht component. Beide componenten werken al decennia samen met Nederland, samenwerkingen die eerder geplaatst kunnen worden binnen NAVO-kader dan ‘Europese defensie’. Binnen de landcomponent werd SOR geplaatst in een samenwerkingsverband met Nederland en Denemarken – opnieuw eerder NAVO dan ‘Europese Defensie’.

Onder Minister Vandeput werd de rest van de landcomponent uitverkocht aan Frankrijk via CaMo, Minister Dedonder gaat nu de uitverkoop nog wat verbreden via CaMo II. En dat is een strategische samenwerking dat toch wel verkocht wordt als samenwerking in het kader van ‘Europese Defensie’. Kennelijk heeft België maar één grote strategische partner binnen Europa. Uitgezonderd Luxemburg dat onze grote strategische partner wordt om een verkenningsbataljon uit de grond te stampen in Arlon. Luxemburg heeft duidelijk gekozen voor niet-Franse voertuigen (Eagle V). Waarom hebben zij niet gekozen voor de Jaguar EBRC of de VBAE of Scarabee?

Mijn probleem met CaMo is ondermeer verbonden met het Franse denken: ze vertrekken (terecht) vanuit het soevereiniteitsprincipe: la France d’abords. Via een G2G akkoord is besloten dat de Land component heruitgerust gaat worden met Franse voertuigen, alsook het digitale aspect van het Scorpion-project (SICS) en de Franse doctrine zal moeten overnemen. Mijn vrees is dat Scorpion een hefboom ging vormen zodoende dat de Franse industrie bevoordeelt zou worden en door toenemende ‘integratiekosten’ andere voertuigen/uitrustingen bij aanbestedingen zullen weg geconcureerd worden. We hebben al de Franse hardnekkigheid van hun lobbying gezien bij het vervangingsdossier van de F-16’s.

Er werd mij door menig personen gewezen dat we de JTLV kopen, ‘dat is niet Frans’. Neen, maar er waren wel serieuze vraagtekens rond de scorpionisering van het voertuig. Het blijft onduidelijk in welke mate deze geïntegreerd zal worden en welke kosten daarmee gepaard gaan. Het aspect ‘hefboom’ werd als onzin afgedaan, er zou nog altijd concurrentie zijn.

Ondertussen is er beslist om CAESAR II 6×6 te kopen, de verwachting is dat Griffon MEPAC zal volgen. Ongetwijfeld zullen we oon de Griffon SAN voor de medische component zien verschijnen. MISTRAL 3 werd al per abuis aangekondigd door de LCC, dat zal wel in de pipeline zitten. België ging investeren in VBAE. Allemaal via G2G, 0 via concurrentiële aanbesteding en blijvend uitblijven van enige grondig parlementair debat over de gevolgen van CaMo. Met als kers op de taart hardnekkige geruchten over investeringen in SCAF; dat steeds meer op een stilgeboorte lijkt, ten nadele van extra F-35s. CaMo lijkt steeds meer en sneller een industriële bonanza voor de Franse wapenindustrie dat vergoelijkt zal worden want ‘de Belgische industrie’ mee zal genieten. Zo ja, graag de verdeelsleutel en de methodiek van verdeling van contracten. Een deel van de productie is in CMI maar ook bij MOL.

Een VBCI naast een VBMR Griffon.
Merk het uitzonderlijke verschil in afmeting.
Bron.

Nu we het toch hebben over de CaMo-voertuigen. Een onaangename verrassing is dat zowel de EBRC Jaguar als de VBMR Griffon aangepaste diepladers nodig hebben voor transport over de weg als per spoor. Defensie heeft al verlaagde diepladers, vraag is of deze voldoende laag zijn. Zulke diepladers zijn niet nodig is voor de VBCI en Leclerc tanks. Door hun hoogte vallen de CaMo-voertuigen onder uitzonderlijk transport over de weg, en vallen ze buiten de gabarit-normen voor Europese spoorlijnen (uitgezonderd de Russische). Op spoorniveau zal ook aanvullend moeten nagekeken worden naar perronhoogtes voor het laden en lossen. Frankrijk heeft voor deze voertuigen specifiek verlaagde diepladers voor wegtransport gekocht en bekijkt aangepaste diepladers voor spoorvervoer. De VBMR Griffon in Franse configuratie past in de A-400M maar hierover zou alsnog discussie bestaan, in alle geval het gewicht beperkt het transportaantal/vlucht. Dan heb ik nog niet over de mogelijkheid dat de VBMR Griffon volledig bepantserd te kampen zou hebben met overgewicht (voorbij Gross Vehicle Weight).

In- en uitstijgen (laadbak gesloten) VAB: 64sec; VBMR Griffon 104 seconden. Merk op dat de VBMR vertrekt voordat het platform afgesloten is en het platform opent voordat hij tot stilstand komt. Bij instijgen heb ik geteld tot sluiting van deur/platform; bij uitstijgen vanaf opening tot ontplooiing.

Als ik dan eens kijk naar de power to weight ratio dan valt op dat de EBRC en de VBMR Griffon beiden rond 20Pk/T zitten, met de VBMR-Serval aan 22 Pk/T. Alle drie hebben ze kennelijk een andere motorisatie, nadelig voor onderhoud. Wat mij opvalt is dat die PTW ratio lager is dan de meer modernere mediane gepantserde voertuigen zoals de SuperAV, Rosomak, Eitan, GTP die schommelen namelijk rond de 22 Pk/T terwijl de Bushmaster MRAP (26Pk/T) en de Foxhound (28) die overstijgen. Anderzijds zijn er momenteel wel redelijk wat voertuigen die rond de 20 Pk/T schommelen, meestal voertuigen van rond 2005. De evolutie is wel meer Pk/T.

VBMR Griffon Vs AIV Fus (Bron)

Een extra bonus voor Frankrijk via CaMo is dat België de Franse doctrine gaat moeten overnemen. De grotere mate van integratie impliceert dat de landcomponent vaker zal moeten oefenen in Frankrijk, samen met Frankrijk en op Franse leest. Het Franse leger is een verlengstuk van het Franse buitenlandse beleid, met een sterke koloniale component. Die toenemende invloed op militair vlak in combinatie met de politieke aspecten (Franstalige politici kijken meer naar Frankrijk) dreigt zich te vertolken in het meesleuren van onze Defensie in het Franse buitenlandse beleid ten nadele van onze soevereiniteit en ons eigen buitenlands beleid. Hierop kunnen we nog politiek op toezien.

Scorpion/SICS. (Bron)

We moeten ook opmerken dat we niet de volledige militaire capaciteit van het Franse leger in het klein overnemen om zodoende hun doctrine volledig te kunnen implementeren. De Franse doctrine houdt rekening met de capaciteiten van de VBCI (II) en de Leclerc-tanks, Tigre gevechtshelikopters (integratie ALAT, MRLS,…en op langere termijn de integratie van CAS in de SICS (Scorpion) bubbel. Ik heb mijn twijfels dat de F-35 Scorpion-compatibel zal worden – hoewel toch wel via datalink en NATO STANAGs mogelijk zou moeten zijn, maar digitale collaborative combat platforms vormen een nieuw gegeven. De Belgische Land component zal dus beperkt zijn tot de Jaguar ERBC en Griffonplatformen. Die laatste is de Franse vervanger voor de VAB.

Merk op dat de CaMo-voertuigen eigenlijk voorzien zijn voor gebruik met infanterie uitgerust met FELIN. Onze krijgsmacht heeft geen FELIN en BEST is morsdood. Het lijkt logisch dat we de infanterie zullen digitaliseren en dat deze interoperabel zal moeten zijn met het Franse SICS.

In hoeverre is de combinatie Jaguar EBRC/ VBMR Griffon/CAESAR/MEPAC/VBAE geschikt voor high intensity en conventionele oorlogsvoering (Art.5) zoals we in Oekraïne momenteel zien? Het digitale platform zou voor een ‘game changer’ moeten zorgen maar dat heeft ook zijn limieten. Ik heb uitermate sterk het gevoel dat dit voertuigenpark meer geschikt is voor PSO dan voor Art.5 (NAVO) of collectieve (conventionele) verdediging (militaire bijstand) onder EU-verdrag. De VBMR Griffon is bewapend met maximaal een .50 cal machinegeweer, of een 7.62 NATO MG – hoeveel munitie heeft deze toren? De bijzitter moet zich buiten begeven om het wapensysteem te herladen.

Het lijkt er ook op dat er totaal géén rekening werd gehouden met een politieke gevoeligheid inherent aan België. De eerste Wereldoorlog was een katalysator voor de uiteindelijke implementatie van taalwetgeving binnen België en vooral in het militaire kader. Er zullen initiële opleidingen moeten gegeven, ongetwijfeld zullen er momenten bestaan waarbij instructie zal gegeven worden door Franse militairen. Quid bij incidenten? Welke garanties zijn er dat ten alle tijden Vlaamse militairen in het Nederlands zullen worden bediend? Ik hoor al het gegrom en het hoongelach op officiersniveau en bij de Belgische vaandelzwaaiers ‘want we hebben tweetalige officieren en onderofficieren’. Maar stel u voor dat we een samenwerking met Nederland op poten hadden gezet voor de landcomponent, aan Franstalige zijde zou je nog meer gegrom horen. Tenzij de lingua franca ‘Engels’ gehanteerd wordt, zijn daar taalpremies voor voorzien?

De invulling van de samenwerking in europese context lijkt voor de Land component sterk beperkt tot Frankrijk, terwijl de Franse interoperabiliteit met de rest van Europa onbestaande tot uitermate beperkt is. Hoe wil je dan tot een Europese defensie komen? De weg naar een Europese Defensie is niet door te kiezen voor diepgaande integratie in de krijgsmacht van een andere soevereine Staat. In mijn ogen kan een ‘Europese Defensie’ enkel door het gelijkschakelen van de vernieuwingscycli van uitrusting en te kiezen voor zoveel mogelijk ‘common’ uitrusting dat tot stand is gekomen in een concurrentiële omgeving. In geval het niet-Europees is moeten er technologietransfer tegenover staan.

Laat ons eens verder kijken naar die Europese samenwerking en de impact op ons Defensiebeleid. Het STAR-plan is ook gericht om het defensiebudget tegen 2030 zo dicht mogelijk bij het Europese gemiddelde voor een niet-nucleaire bewapende Staat te brengen. Ondertussen heeft bijna iedere Europese lidstaat sinds de Russische invasie in Oekraïne te kennen geven per hoogdringendheid hun defensiebudgetten op te krikken. Ze racen allemaal zo snel mogelijk naar het NAVO-minimum van 2%BBP en voorbij. In België is er nergens enig spoor van een gelijkaardige evolutie, laat staan enige notie van urgentie of besef dat dit gemiddelde sneller hoger zal liggen tegen 2030.

Europese defensie impliceert ook een tandje bijsteken in de oorlog in Oekraïne. Alle EU en NAVO-landen hebben bijgedragen, maar we kunnen niet anders dan met enige schaamte moeten vaststellen dat de Belgische bijdrage beperkt is. Meer nog, het Verenigd Koninkrijk heeft surplus Belgische M109s opgekocht en geleverd aan Oekraïne want ‘België vond het te duur’. Er staan nog 31 Leopard 1BE’s en 38 Gepard SPAAG’s in surplus te koop bij FTS/OIP, maar nog komt er géén enkele beweging binnen de federale overheid.

Oekraïne, de oogopener.

Het is niet de bedoeling een exhaustieve lijst op te sommen van mogelijke lessen die we kunnen leren uit Oekraïne. Ik ga mij trachten te beperken tot een aantal sleutelelementen.

Er is sterkte in massa. Het is overduidelijk dat niet alleen kwaliteit van manschappen (incl motivatie) en uitrusting primeert maar ook het aantal een rol spel speelt (los van attritie). Massa is net iets dat Defensie ontbreekt hetgeen allicht de CHOD ertoe aanzette om in een interview het aspect dienstplicht opnieuw toe te lichten en te mijmeren het op langere termijn opnieuw tot stand te brengen. Zweden is ooit kortstondig overgeschakeld van dienstplicht naar een professionele krijgsmacht om nadien héél snel terug naar dienstplicht om te schakelen; door oa. gebrek aan kwaliteit en kwantiteit. België heeft een gebrek in massa zowel in personeel als in uitrusting. Het herinvoeren van een dienstplicht lijkt mij niet onmiddellijk aan de orde. Mijn persoonlijke beleidskeuze zou vooral gericht zijn op het uitbouwen van een actieve reserve (Operationele reserve) en het opnieuw instellen van een mobilisatiekader. Maar er zal nog veel water moeten vloeien door de Schelde voordat we er zijn.

Hierbij voeg ik nog eens aan toe dat ‘oude rommel’ beter is dan niets. We hebben de toevloed gezien van Westerse hulp – zowel modern als verouderde uitrusting. Nederlandse M113 AIFV’s, Noorse en Belgische M109s, Duitse Gepards SPAAGs, Oost-Europese T-72s, CVRT’s. Allemaal ‘Koude Oorlog’ uitrusting dat wel degelijk nog een nut heeft. Momenteel staan er nog 38 ex-Belgische Gepard SPAAGs rustig weg te kwijnen in surplus stocks bij private bedrijven. Gelet deze toch wel bijzonder goed doen in Oekraïne is het misschien géén slecht idee deze terug in dienst te nemen en te moderniseren. Lease ze ondertussen door aan Oekraïne en haal ze terug na de oorlog of na hun vervanging. Oekraine heeft net Sloveense M-55s ontvangen die bewapend zijn met de 105mm uit de Leopard 1, er zijn nog 31 Leopard 1BE’s in commerciële stock en Griekenland heeft nog hopen munitie liggen… .

Logistics. Ik interpreteer deze noemer héél breed. Voor mij is logistiek niet louter transport en herbevoorrading maar ook onderhoud, herstel, voorraadbeheer (en aankoop). De oorlog benadrukt de noodzaak aan een uitermate veerkrachtige en diffuse logistieke keten. De Russen zijn gebonden aan spoorvervoer als voornamelijk transportmodus, hetgeen hen gevoelig maakt. Onze logistiek werd grotendeels afgebouwd de afgelopen decennia. Munitieverbruik zijn lessen die we herleren uit WOI en WOII, het vormt een uitermate groot pijnpunt. In de KHID-lezing rond Oekraïne hebben we kunnen leren dat de industrie niet klaar is voor massaproductie omdat ze zich gericht hebben op PSO-omstandigheden. Terwijl België ook onvoldoende munitievoorraden heeft. Voor het transportprobleem rond de CaMo-voertuigen verwijs ik naar eerdere aspecten in dit artikel.

VBMR Griffons onderweg naar de Sahel, Bron.

Oorlog is ook een economische kwestie. Oorlog voeren kost geld, dan heb ik het niet over handelsverlies. Manschappen, munitie moeten allemaal betaald worden. Het probleem in het Westen is dat we over hightech en dure munitie beschikken. ATGM-systemen zijn kostelijk terwijl een bewapende Mini-UAS goedkoper evenzeer ’tanks kan uitschakelen’. Hetzelfde met luchtafweer: MANPAD’s vliegen in het rond in de hoop om loitering munitie, kruisraketten et tutti tegen te gaan. Canon-based luchtafweer is kennelijk nog steeds kostenefficiënter. We moeten dringend die berekeningen eens maken om zo kost-efficiënt operationeel inzetbaar te zijn.

Innovatie en veerkrachtigheid. Het is duidelijk geworden dat eenvoudige innovatie en creativiteit loont. We zien een explosie in het gebruik van onbemande systemen. De vele filmpjes met UAS systemen zijn daarvan het bewijs, met als laatste ‘ontdekking’ het gebruik van FPV drones met een granaat uitgerust. Om niet te spreken over de USV-aanval op de Zwarte vloot. Ze zijn gewoon niet meer van het slagveld weg te slaan. Niet louter ter observatie en verkenning, maar ook om systematisch de tegenstander lastig te vallen (onder druk zetten). Ze zijn een aanvullend element, geen vervangend element. We zien ook een grootschalig gebruik van loitering munitie en gewapende UAS-systemen zoals de Bayraktar met de wedergeboorte van luchtafweer tot gevolg.

USV aanval

Artillery, Tanks & Tracked. Het staat vast de artillerie nog steeds de koning van het slagveld is. UAS systemen versnellen heel het proces om doelwitten te lokaliseren, identificeren, vuur bij te stellen of tegenvuur te organiseren. Shoot & Scoot is belangrijk, maar ook de mogelijkheid om ver in de diepte en het logistieke hinterland te kunnen treffen. De oorlog in Oekraïne bevestigt voor mij de onnoemelijke meerwaarde van MRL-Systemen. Precisie-artillerie (excalibur et tutti) maken het verschil door hun nauwkeurigheid en bijgevolg lager verbruik, maar er is de economische kost.

Oekraïens gebruik van Excalibur (counter battery)

De slagtank werd opnieuw afgeschreven tijdens het conflict omdat Russische tanks zo gemakkelijk werden uitgeschakeld met UAS of infanterie met ATGM of precisie-artillerie. De slagtank is niet afgeschreven, verre van. Je moet ze wel tactisch correct en logisch inzetten, ondersteunt door infanterie. Cavalerie zet je nooit in zonder infanterie. Wel is het slagveld gevaarlijker geworden voor slagtanks, daarom de overduidelijke noodzaak voor Active Protection Systems die ook top-attack afdekken. De combinatie APS en infanterie nabij vormt wel nog een probleem.

De oorlog in Oekraïne beslecht het debat tussen Rups- of Mediane voertuigen. Het resultaat – zoals verwacht – is dat je beiden nodig hebt om uw mobiliteit te vrijwaren op het terrein naargelang weeromstandigheden en type ondergrond. Vooral bij conventionele oorlogsvoering. Voor PSO operaties zijn Mediane voertuigen geschikt. We moeten hierbij opmerken dat in het kader van PSO-missies de voertuigen allemaal veel zwaarder geworden zijn voor bescherming tegen IED’s et tutti waardoor hun logistieke kost toegenomen is – hetgeen vroeger altijd hun ‘voordeel’ was.

Een snellere weg naar capacitaire opbouw voor de Land component?

De snelste weg om terug een tracked capaciteit terug in te voeren bij de Land component is om samen te werken binnen een ‘Europese Defensie’ op een geïntegreerde manier met Nederland. Laat ons in België door middel van G2G een Strategisch partnerschap uitwerken met Nederland, CV9035s aankopen in dezelfde configuratie als Nederland, laat ons samen met Nederland aanvullende PZH2000’s kopen, de Gepards terug in dienst nemen, eventueel gezamenlijk Leopard 2A7’s en MRLS aankopen. Deze uitrusting moet dan ook interoperable worden gemaakt met SICS, het zal meteen een test zijn van de toedracht van CaMo. Gelet Defensie ongetwijfeld zal stellen dat er géén enkel taalprobleem is om diepgaand met Frankrijk samen te werken zal er evenmin een taalprobleem zijn om diepgaand met Nederland samen te werken. De regering kan er niet tegen zijn want het zou een uitbreiding zijn van ‘Europese Defensie’ met België als het kruispunt en boegbeeld voor de rest van Europa. Voor N-VA is het een verwezenlijking van het ‘Benelux-leger’.

Het probleem ligt wel nog steeds bij onze getalsterkte om te kunnen overschakelen naar een gemengde rups- en mediane Land component. Maar als je duidelijk herinvesteert en opnieuw leven inblaast in Defensie dan ga je aantrekkelijker zijn. Alleen is het idee voorbij gestreefd dat onze krijgsmacht enkel een professionele krijgsmacht kan zijn. We moeten meer opschuiven naar een semi-professional (citizens) army.

Een professionele kern, aangevuld door een Operationele (inzetbare) Reserve – zoals de Britse Territorial Army of Amerikaanse Nationale Guard. Het vereist een specifiek uitgewerkt wettelijk kader en een wijziging in rekruteringsmentaliteit. Defensie moet minder naar haar 19e/20e eeuwse fysieke en mentalfe geschiktheid kijken maar meer naar functionele profielen kijken. Het doel moet zijn om terug een Land component uit te bouwen bestaande uit twee brigades. Een Brigade Noord en een Brigade Zuid, ze kunnen beide gemengd mediaan/rups zijn of niet. Indien het niet om gemengde brigades gaat, geef de Brigade Noord dan maar de rupsvoertuigen!

_______________________

David Vandenberghe

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *